
In de grote EU zie ik een belangrijke rol weggelegd voor intensieve samenwerking gebaseerd op geografische ligging, of gelijksoortige ecosystemen. Het gaat niet meer om landsgrenzen maar om gemeenschappelijke gebruiken, normen en waarden. Vol verwachting bezocht ik daarom de Hanzedagen, dit jaar in Kampen.
Het is een vierdaags festijn dat jaarlijks gehouden wordt in één van de steden die aangesloten is bij de nieuwe Hanze, een samenwerking uit de jaren ’80 gemodelleerd naar het handelsverbond van havensteden uit de middeleeuwen. Volgend jaar is het evenement in Rostock en daarna in het Russische Pskov. Het duurt tot 2030 voordat het terug is in Nederland en dan is mijn eigen Zwolle gastheer.
Ieder voor zich
Het prachtige Kampen liet zich van haar allerbeste kant zien en presenteerde een bruisend feest, met als economisch thema ‘Water verbindt’, maar van dat laatste merkte ik weinig. Op een uitgestrekte markt presenteerden ruim 130 Hanzesteden zich met een eigen winkeltje en daar was het ieder voor zich.
Hamburg was groot en indrukwekkend aanwezig, maar had nergens een link naar partnerstad en Hanzelid Groningen. Bestuurders die ik sprak konden geen concreet succesverhaal noemen voortkomend uit samenwerking in die nieuwe Hanze. En dat terwijl de nieuwe Hanze al ruim 25 jaar onderweg is en bakken publiek geld kost.
Hobby van bestuurders
Net als in de middeleeuwen kenmerkt de nieuwe Hanze zich door groepen steden die onderling wat nauwer samenwerken dan het grote geheel. In Nederland kennen we bijvoorbeeld het verbond van de zeven Hanzesteden langs de IJssel (Hasselt, Kampen, Zwolle, Hattem, Deventer, Zutphen en Doesburg), opgericht om toeristen naar het fraaie Oost-Nederland te lokken. Een initiatief dat veel potentie heeft om het overvolle Amsterdam en Giethoorn te ontlasten, maar dan moet je wel serieus werk maken van het thema en niet ophouden bij een oppervlakkige website met wat dagtochten en een stand met studenten die vooral oog hebben voor hun telefoon.
Ik heb de indruk dat de nieuwe Hanze een hobby is van een paar bestuurders die het jaarlijkse festival zien als een leuk team-uitje. Vast ook belangrijk, maar daarmee creëer je geen banen en dus loopt de regio leeg.
En daarmee blijft Oost-Nederland wat het nu is: een heel fraai, maar onbekend en ondergewaardeerd park waar je op hoge snelheid doorheen rijdt of treint als je als toerist op weg bent van Amsterdam naar Keulen of Berlijn.