
Het Hof in Den Haag heeft afgelopen woensdag arrest gewezen in de zaak van de ongeveer 6.000 nabestaanden van de genocide in Srebrenica in juli 1995 (Moeders van Srebrenica) tegen de Nederlandse Staat. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de dood van zo’n 350 mannen. Het vonnis van de rechtbank is trouwens ook in het Engels beschikbaar.
Deze mannen waren op het terrein van het toenmalige headquarters van Dutchbat in Potocari. Dutchbat heeft deze mannen op 13 juli 1995 van de compound gestuurd, wetende dat de mannen bij afscheiding door de Bosnische Serven tijdens de evacuatie een reëel risico liepen op blootstelling aan onmenselijke behandeling of executie. En dat ze waarschijnlijk niet op de veilige VN-opvanglocatie aan zouden komen. Dit had Dutchbat dus niet mogen doen. Het Hof spreekt nu van ‘evacuatie’, terwijl de rechtbank nog terecht het begrip ‘deportatie’ gebruikte. Wat feitelijk klopt, omdat hierbij vooral mannen en mannelijke kinderen zijn vermoord.
Grote overwinning
In de media wordt dit vermeld als een gedeeltelijke overwinning van de Moeders van Srebrenica. Dit klopt in zoverre dat de Moeders van Srebrenica de Nederlandse Staat aansprakelijk gesteld hebben voor alle circa 8.000 slachtoffers van deze genocide.
Tegelijkertijd betekent dit arrest van het Hof Den Haag een grote overwinning, juridisch en maatschappelijk. Ons kantoor is sinds 2004 bij deze zaak betrokken. De processtukken en uitspraken in de Nederlandse procedure alsmede de procedure bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zijn vanaf het begin op onze website geplaatst om belangrijke informatie en informatiebronnen toegankelijk te maken voor het grote publiek.
NIOD-rapport camoufleerde vooral het falen
Het NIOD-rapport had in 2002 geconstateerd dat Nederland en de militairen van Dutchbat geen blaam treft. Een rapport van 6.600 pagina’s die het falen van Dutchbat meer camoufleerde dan ophelderde. Maar dit NIOD-rapport was maatgevend voor het gedachtegoed van collectief Nederland. Men was zelf niet verantwoordelijk maar werd in de steek gelaten.
Als advocaten werd ons toen soms zelfs verweten dat het uitbrengen van een dagvaarding tegen de Nederlandse Staat en de VN de Moeders van Srebrenica valse hoop zou geven en eigenlijk misbruik van hun positie betekende. Juristen waren bijna unaniem van mening dat deze zaak geen kans van slagen zou hebben.
Het is nogal wat dat een Europese staat verantwoordelijk is voor de dood van zo’n 350 mannen die slachtoffer zijn geworden van een genocide. Juridisch was het een zwaar gevecht omdat de Nederlandse Staat alle registers heeft opengetrokken en deze zaak in de Nederlandse media slechts zeer beperkt werd opgepikt. De vastberadenheid van de Moeders van Srebrenica heeft uiteindelijk toch succes gehad.
Nederlandse aansprakelijkheid is nieuw
In eerste instantie speelde vooral de vraag of de VN aansprakelijk kon worden gesteld of immuniteit zou genieten. Uiteindelijk heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in 2013 geoordeeld dat de immuniteit van de VN ook in het onderhavige geval van een genocide gerechtvaardigd is en het verzoek van de Moeders van Srebrenica werd als ‘kennelijk ongegrond’ afgewezen. Het EHRM had daarvoor dan wel 46 pagina’s nodig.
Dat de Nederlandse Staat nu voor de dood van deze mannen aansprakelijk wordt gehouden – ondanks het feit dat Dutchbat onder VN-mandaat heeft opgetreden – is nieuw. Het is in het internationaal recht erkend dat een zogenaamde dubbele toerekening kan plaatsvinden aan de VN en een lidstaat van de VN. Dit kan bij een onrechtmatige daad als er een zogenaamde effectieve controle door de lidstaat wordt uitgeoefend.
Dit heeft het Hof in Den Haag in de uitspraak van afgelopen week voor Dutchbat aangenomen. Tot nu toe was dit vooral een theoretische juridische exercitie. Maar in deze zaak werd het voor het eerst in de praktijk gebracht en is daarmee richtinggevend voor de toekomst bij internationale vredesmissies.
Uitspraak heeft consequenties voor de VN
Ik denk dan ook dat deze uitspraak consequenties kan hebben voor de immuniteit van de VN en men achter de schermen er wel verder over na moet denken of de grenzeloze immuniteit van de VN wenselijk is.
Want daarmee ontbreekt volledig een rechterlijke controle voor de VN, waardoor de VN niet aan rechtsstatelijke beginselen voldoet.
Verrassend percentage
Tot grote verrassing heeft het Hof in Den Haag de uitspraak van de rechtbank in eerste instantie op een punt fundamenteel gewijzigd. Terwijl de rechtbank nog oordeelde dat de Nederlandse Staat voor de circa 350 mannen op de compound volledig aansprakelijk was, heeft het Hof zich laten verleiden om een risicopercentage toe te passen.
Het Hof weegt verschillende argumenten af. De conclusie is dat de kans dat de mannen aan de onmenselijke behandeling en executie door de Bosnische Serven waren ontkomen wanneer ze op de VN-compound hadden mogen blijven, 30% was.
Het Hof gaat er dus van uit dat de internationale gemeenschap en Dutchbat met de grote waarschijnlijkheid van 70% niet in staat zouden zijn geweest deze mannen in juli 1995 te beschermen. Op dat moment waren op de compound naast deze ongeveer 350 mannen nog zo’n 430 Dutchbatters aanwezig.
Het Hof gaat blijkbaar er van uit dat de internationale gemeenschap van de VN, NAVO en alle lidstaten niet in staat zouden zijn geweest om zelfs in die situatie deze mannen van de compound in zekerheid te brengen. En dit terwijl voormalig minister Jan Pronk op 15 juli 1995 uit Bosnië al had doorgegeven aan Den Haag dat de mannen niet bij de opvanglocatie aankwamen en vervolgens de vluchtelingen massaal werden vermoord.
Hoofdstuk fatsoenlijk afsluiten
Als lezer van het arrest krijg je snel de indruk dat het Hof hier de financiële schade voor de Nederlandse Staat probeert te beperken.
Het is te hopen dat na deze uitspraak de Nederlandse Staat 22 jaar na dato, eindelijk het verzet opgeeft en de Moeders van Srebrenica op korte termijn een ruimhartige vergoeding aanbiedt. Het kan nog steeds heel veel goeds doen wanneer de Nederlandse Staat zijn excuses en een ruime oplossing zou aanbieden. Waarom zou de Nederlandse Staat niet ook voor de overige slachtoffers van de genocide in Srebrenica in 1995 een morele verantwoordelijkheid kunnen aanvaarden?
Wij mogen niet vergeten dat de etnische zuivering tot de dag van vandaag zijn uitwerking heeft en de moslimgemeenschap alleen zeer gedeeltelijk teruggekeerd is in de regio omtrent Srebrenica.
Een bijdrage aan de begraafplaats in Potočari, of financiële middelen om in de regio de terugkeer van moslims te vereenvoudigen zou bijvoorbeeld van grote dienst kunnen zijn. Uiteindelijk gaat het er om, alles in het werk te stellen dat vrede in deze regio blijvend is en de slachtoffers eindelijk kunnen beginnen deze oorlog te verwerken.
Het wordt tijd dit hoofdstuk van de Nederlandse geschiedenis een fatsoenlijk vervolg te geven.