Ga naar inhoud

‘Duitse fabrikanten zijn jaloers op de Nederlandse snelheid’

Nederlandse wetenschappers krijgen een betere toegang tot de Duitse industrie om uitvindingen te ontwikkelen. Met de samenwerking tussen de Universiteit Twente en het Duitse Fraunhofer ontstaan nieuwe kansen, zegt professor Fred van Houten. Duitsers kunnen leren van de snelle en flexibele Nederlanders die op hun beurt veel kunnen opsteken van hun degelijke buren die denken aan de toekomst.

Het Nederlandse bedrijfsleven kan veel leren van het Duitse Rijnlandse model, zegt hoogleraar Design Engineering van de Universiteit van Twente (UT) Fred van Houten. “Vaak zijn het familiebedrijven met een langetermijnvisie gericht om het door te geven aan de volgende generatie.” De professor ziet dat daar in eigen land meer aandacht voor komt. “Anders dan het hyperkapitalistische heen en weer schuiven van getallen op bankrekeningen, komt er weer liefde voor het maken van spullen. Het creëren van echte waarde.”

Fraunhofer naar Nederland

Een belangrijke stap hierin is volgens hem de voorgenomen samenwerking tussen de UT en het Duitse onderzoeksinstituut Fraunhofer. Midden juni moet er een handtekening worden gezet voor een Fraunhofer Project Center voor ‘Design and Production Engineering in Complex High-Tech Systems’ op de campus van de UT.

Het wordt de eerste vertegenwoordiging van Fraunhofer in Nederland. Fraunhofer is Europa’s grootste non-profitorganisatie voor toegepast onderzoek en bestaat uit 67 onderzoeksinstituten in Duitsland en 7 in het buitenland. Het memorandum of understanding werd afgelopen augustus getekend. De wens is om vanaf het nieuwe universiteitsjaar echt te beginnen.

Goede contacten in Duitsland

Professor Van Houten doet achter de schermen al jaren zijn best om de banden aan te halen met de Duitse industrie. “De contacten zijn goed. Ik ben al sinds eind jaren zeventig lid van de Internationale Academie voor Productie Engineering (CIRP), een heel hecht en prestigieus netwerk waarbij veel Duitse Fraunhofer-directeuren zijn aangesloten.”

Fraunhofer wordt wel eens omschreven als ‘het Duitse TNO’, toch zijn er genoeg verschillen, zegt Van Houten. “Een Fraunhofer-instituut is altijd verbonden aan een universiteit. Ook zijn ze aardig zelfstandig. Zo lang ze maar geen verlies maken, mogen ze redelijk hun eigen gang gaan.” Sinds een aantal jaar wil het Duitse instituut ook buitenlandse vestigingen openen. “Twente moet het bruggenhoofd naar Nederland vormen.”

3 tot 6 miljoen omzet

Twente heeft nog niet zomaar een zelfstandig Fraunhofer-instituut op het terrein staan. Het proces wordt de komende drie jaar begeleid onder supervisie van ‘host-instituut’ IPT Aken. “Het moet een aanvulling zijn op wat zij al doen. Zij zijn goed in gereedschappen en machines, wij zijn echt gespecialiseerd in nano-  en micro-technologie maar ook in het ontwerpen van consumentenproducten en hightechsystemen. Na de drie jaar valt de beslissing of Twente echt iets toevoegt aan het Duitse netwerk. Bij groen licht krijgt de universiteit nog eens twee jaar om een zelfstandig Fraunhofer-instituut op te richten.

Ondanks de goede contacten in Duitsland van de professor was een dergelijke stap niet eerder mogelijk, zegt hij. “Het ligt politiek gevoelig. Is er naast onze nationale onderzoeksinstituten wel ruimte voor een buitenlands instituut? Gaan we geen concurrentie financieren?” De provincie Overijssel ondersteunt het initiatief. Samen met Aken werkt de UT nu aan een businessplan, met als doel om minimaal 3 tot 6 miljoen euro omzet per jaar te draaien. In het begin zijn er 6 medewerkers, wat moet uitgroeien naar minimaal 30 in 3 jaar.

Niet invechten in Duitsland

Dat de keuze op Twente viel, lag voor de hand, zegt de professor. “Wij hebben production engineering als speerpunt en al veel contacten met de Duitse grote en middelgrote industrie. Het is dus een hele natuurlijke ontwikkeling en hierdoor hebben de Duitsers er veel fiducie in dat dit gaat lukken.”

Via Enschede wordt de Nederlandse markt nu beter bereikbaar voor het hele Duitse netwerk. “Andersom krijgen wij eenvoudiger klussen doorgeschoven vanuit Duitsland.” Bijzonder is volgens hem dat de vraag vanuit Duitsland kwam. “We hoeven ons er niet in te vechten. Normaal gesproken is dat ontzettend moeilijk, omdat Duitsland echt een op zichzelf gericht bastion was. Maar de afgelopen jaren is men duidelijk bezig met internationalisering.”

“Nu beheerst de meerderheid van de mensen in de industrie het Engels. Dat was 50 jaar geleden wel anders”, weet Van Houten. Destijds was Duitsland nog erg op zichzelf gericht en vooral bezig met het bedienen van de binnenlandse markt. “Dat Made in Germany was oorspronkelijk  als straf bedoeld, maar is een zegen geworden en Duitsland is een van Europa’s grootste exporteurs van kwaliteitsproducten geworden.”

Waardering voor Nederlandse snelheid

De Duitsers hebben echter ook oog gekregen voor de kwaliteiten van over de grens. “Ze hebben veel waardering voor de Nederlandse ingenieurs die zich minder aan de regeltjes houden. Nederland is voor Duitsers echt een proeftuin waar alles veel sneller gaat. We kunnen voordoen hoe het moet.” Duitse fabrikanten zijn erg geïnteresseerd in hoe je ontwikkelingsprocessen versnelt, zegt hij. “Snelheid is alles. Daar zijn Nederlanders veel beter in.”

De professor legt het verschil uit aan de hand van het Duitse Siemens en de Nederlandse chipfabrikant ASML. “De structuur bij Siemens is zo ingewikkeld. Daar vragen ze zich af hoe ASML in staat is geweest zo goed te voorspellen hoe de markt verandert en daar op kan inspelen zonder dat ze 10 prototypes hebben gebouwd.”

Deze kennis delen met de Duitsers is natuurlijk ook een risico, geeft Van Houten toe. “En dus moeten wij nog sneller ontwikkelen.” Hij moet even lachen. “Dat is niet zo moeilijk, hoor. Als zij nog bezig zijn met de specificaties, hebben wij het product al klaar.” Dan haast hij zich om te zeggen dat Nederlanders andersom genoeg in Duitsland kunnen leren. “De combinatie is vooral erg sterk. Bijvoorbeeld hun enorme kwaliteitsdenken en de grote markt.”

Verdwenen industrie

De samenwerking komt volgens hem op een erg belangrijk moment. “We staan op een kantelpunt. Duitsland heeft nog een solide middelgrote industrie met veel familiebedrijven.” In Nederland is dat verdwenen omdat we erg gericht waren op het Angelsaksische model. “In Groot-Brittannië is de industrie bijna helemaal verdwenen. Daar doen ze nu allerlei pogingen om het terug te krijgen. Het Verenigd Koninkrijk is voor ons altijd al een voorbeeldland geweest. Of het nu ging om de textiel, of het focussen op de financiële sector ten faveure van de maakindustrie.”

De Britten volgden een hit and run-strategie op zoek naar het snelle geld. “De computerindustrie kwam in Ierland razendsnel op en is net zo snel weer ten onder gegaan.” Nu is het Overijsselse Ten Cate gekocht door een hedgefonds. “Ik maak me er zorgen over of het bedrijf niet wordt uitgekleed en als handelswaar wordt doorverkocht, zonder te denken aan het belang van de mensen die daar werken.”

Find this content useful? Share it with your friends!

Artikel door: