
Volgens mijn bescheiden mening wordt er al sinds mensenheugenis overal waar geld wordt verdiend, bedrogen. Of je het nou leuk vindt of niet. Namaaktassen van Louis Vuitton, tropisch hardhout met een vals keurmerk, pseudomedicijnen, woekerpolissen, duurzaam gevangen vis met een twijfelachtige waarborgstempel, rundvlees dat paardenvlees blijkt, bouwfraudes, ‘Italiaanse’ olijfolie uit Spanje, en ga zo maar door. Misschien kunnen we dat maar beter aanvaarden – maar zeker niet accepteren – en beseffen dat dat nu eenmaal zo is.
Star en rigide
Maar desondanks blijft de vraag overeind of de bedrijfscultuur hier aan ten grondslag ligt. Waarschijnlijk niet helemaal, maar mijn man beluisterend, denk ik wel hoe groter de bedragen die ermee gemoeid zijn en hoe ‘machtiger’ de bewindvoerders zich voelen, hoe waarschijnlijker. En over het algemeen zijn grote Duitse bedrijven groter dan Nederlandse. En verdienen de Duitse topmannen aanmerkelijk méér dan hun Nederlandse equivalenten.
Bovendien is de organisatiestructuur veelal behoorlijk hiërarchisch ingericht, wat fraude in de hand werkt omdat er ondoorzichtiger wordt geopereerd. Het zijn bedrijfsvormen die zeer gestructureerd zijn, bijzonder professioneel en effectief, maar weinig flexibel en een beetje star, rigide soms. Gericht op de lange termijn en dikwijls bereid tot grote investeringen vóórdat er resultaten worden geboekt.
Brutaler en platter
Nederlandse bedrijven (en mensen) daarentegen, zijn daarin wat brutaler, risicovoller, creatiever, flexibeler, ‘platter’ – en kleiner. De werknemers zijn mondiger en ‘de baas’ heeft (of krijgt?) minder gezag. En ook al verdienen enkele Nederlandse directies zo nu en dan méér dan de ‘Balkenende-norm’, het valt eigenlijk allemaal best wel mee. Uiteraard simplificeer ik dat, maar in dit opzicht doen Nederlandse bedrijven het best wel goed en zijn ze nog productief ook. Ik heb het idee (of de illusie?) dat er toch wat minder gesjoemeld wordt in bedrijven op Hollandse bodem.
Misschien helpt het wanneer er iets meer Duitse bedrijven eens naar de ‘Nederlandse’ aanpak en de praktische kant ervan kijken. Dan zullen zij wellicht tot de conclusie komen dat kleiner soms wel degelijk beter is.