Ga naar inhoud

Maria Stratemeier: Help, hoe zat het ook alweer met de Duitse naamvallen?

De meeste Nederlanders komen een heel eind als het gaat om het begrijpen van het Duits, na een beetje oefenen gaat terug praten ook wel. Maar hoe zat het ook alweer met die naamvallen? Der of das, dem of den? Was het nu Dativ of Genitiv, de derde of de vierde? Taaltrainer Maria Stratemeier van Zakelijk Duits geeft een kleine opfriscursus.

Maak een goede keuze!

Hoe kies je de goede naamval? Wat druk je ermee uit?

Niet alleen voor een lijdend of meewerkend voorwerp heb je naamvallen nodig. Ook voorzetsels combineer je met naamvallen.

Bijvoorbeeld: mit gaat altijd met de derde naamval, für altijd met de vierde naamval.

  • mit dem Bruder, für den Bruder

Rijtjes

Ken je de rijtjes nog?

De voorzetsels aus, außer, bei, mit, nach, seit, von, zu krijgen een derde naamval.

De rij van durch, für, gegen, ohne, um heeft een vierde naamval tot gevolg. 

Keuzevoorzetsels

in, auf, über, unter, an, vor, hinter, neben, zwischen zijn keuzevoorzetsels.

Bij deze voorzetsels pas je de naamval aan de situatie aan: richting of plaats?

Plaats. Je vraagt: waar? Dan gebruik je de derde naamval:
in dem Supermarkt sein (wo? 3. Fall) 

Richting. Je vraagt: waar naartoe? Dan gebruik je de vierde naamval:
in den Supermarkt gehen (wohin? 4. Fall)

Plaats = derde naamval

Geef je een plaats an? Geef je antwoord op de vraag “waar”?
Dan gebruik je de derde naamval: mir, dir; ihm, ihr, ihm, ihnen; dem, der, dem, denen… 

  1. Fall –Wo?
    auf dem Tisch liegen,
    hinter ihm (einem Mann) stehen,
    in der Küche sitzen,
    unter dem Auto liegen,
    zwischen den Kindern spielen

Beweging = vierde naamval

Gaat het om een beweging? Een richting? Geef je antwoord op de vraag “waar naartoe”?
Dan maak je dat duidelijk met de vierde naamval: mich, dich; ihn, sie, es, sie; den, die, das, die… 

  1. Fall –Wohin?
    etwas auf den Tisch legen,
    sich hinter ihn (einen Mann) stellen,
    sich in die Küche setzen,
    sich unter das Auto legen,
    zwischen die Kinder gehen 

Over het Nederlands

Trouwens: Waar Duitsers de richting met een vierde naamval aangeven, gebeurt dat in het Nederlands vaak door het voorzetsel later te noemen.

Voorbeeld:

Waar? Zij zwemt in het water. Waar naartoe? Zij gaat het water in.
Waar? Hij zit in het huis. Waar naartoe? Hij gaat het huis in.

Oefenen

Oefenen met keuzevoorzetsels kan op het blog van Maria Stratemeier.

Maria Stratemeier geeft trainingen en advies over Zakelijk Duits aan Nederlandse ondernemers.

Meer van Maria Stratemeier op Duitslandnieuws

Lees de Duitslandnieuws nieuwsbrief »

Blijf op de hoogte van politiek en economisch nieuws uit Duitsland
Schrijf je in voor de Duitslandnieuws nieuwsbrief

Find this content useful? Share it with your friends!

Artikel door: