
Vandaag begint in Berlijn de internationale landbouwbeurs Grüne Woche. Staatssecretaris Sharon Dijksma (PvdA) van Landbouw maakt vanmorgen de exportcijfers bekend, waarvan een aanzienlijk deel naar Duitsland. Alles wijst er op dat agrarische export vanuit Nederland weer gestegen is.
Eieren
Maar niet in alle sectoren gaat het goed. Steeds minder Nederlandse eieren vinden hun weg over de Duitse grens. Waren het er in 2011 nog 400 miljoen per maand, in 2013 waren dat er volgens de laatste schatting nog zo’n 300 miljoen per maand. Een krimp dat al eerder is ingezet bij het vlees.
Het heeft alles te maken met het de groeiende productie van de Duitsers zelf. Was in 2009 de mate van zelfvoorziening in Duitsland nog zo’n 57%, afgelopen jaar steeg dat naar 78%. Zo hebben de Duitse supermarkten dus steeds minder eieren nodig vanuit Nederland.
Kooiverbod
Een invloedrijke factor op de cijfers is de omschakeling die veel kippenboeren moesten maken van kooi- naar scharrelkippen. In Duitsland moest dit al vanaf januari 2010. “Daar viel toen de eierproductie flink terug”, vertelt Nan-Dirk Mulder, pluimveespecialist bij Rabobank. “Daardoor ontstond schaarste, stegen de prijzen en was er veel aanvoer vanuit Nederland nodig. Boeren hebben die goede tijd vaak benut om te investeren.”
In heel Europa zijn sinds januari 2012 batterijkippen verboden. Alleen scharrel-, vrije uitloop en biologische kippen zijn nog toegestaan. “Vanaf 2010 zie je in Duitsland de productiecapaciteit flink stijgen”, zegt Mulder. Hij laat een grafiek zien die als een schaar uiteen loopt. De Duitse productie klimt omhoog en daar aan spiegelend de dalende lijn van de import.
De grotere Duitse productie loopt in de pas met groeiende voorkeur voor eieren uit de buurt. In veel supermarkten staan bordjes: ‘deze eieren komen maximaal 30 kilometer ver weg’. Mulder beaamt die trend. Supermarkten zien dat eieren uit het verre Nederland blijven staan.”
Tijd voor actie
De miljoenen eieren die nu niet naar Duitsland kunnen, zorgen voor erg lage prijzen. Nederlandse boeren moeten steeds vaker hun producten onder de kostprijs verkopen. Daarom hield de pluimveespecialist eind vorig jaar op een bijeenkomst van de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren (ANEVEI) een scherpe toespraak. “Dit is de tijd om in actie te komen.”
Boeren en handelaars moeten een list verzinnen om toch hun afzet op peil te kunnen halen, zegt Mulder. “Een manier is om stallen te bouwen in Duitsland zelf. Dan heb je direct toegang tot het premiumsegment van de Duitse supermarkten. Bovendien hebben klanten er dan geen last van dat het ei uit Nederland komt.” Voor een individuele agrariër zal een dergelijke stap lastig zijn, daarom vind Mulder dat handelaars hierin het voortouw moeten nemen,
Het lijkt handig, maar zo’n stal moet niet net over de grens in Nedersaksen of Noordrijn-Westfalen staan volgens Mulder. “Dan heb je te veel overlap met de huidige export. Het is veel beter om juist vanuit Oost-Duitsland te opereren. Denk aan deelstaten als Mecklenburg-Voorpommeren of Brandenburg.” Behalve de afstand tot de Nederlandse markt zijn daar de grondprijzen lager en is er meer ruimte.
Toch vitale sector
Een ei lijkt op het eerste gezicht geen product dat te innoveren valt. Toch ziet de analist van de Rabobank kansen. “Speciale concepten als het Rondeelei uit Barneveld hebben de toekomst, maar kunnen nooit de huidige krimp keren.” Verder zijn uitbreidingen op de Engelse en Belgische exportmarkten de komende jaren ook interessant voor de Nederlandse eiersector volgens Mulder.
Mulder wil afsluiten met een positieve noot. “De pluimveesector zal misschien wat kleiner worden. Maar het blijft wel een enorm vitale branche in vergelijking met andere landen. Denk aan de enorme keten van kennis die om de boeren heen staan. Neem de universiteit van Wageningen, maar ook de veevoederspecialisten en de kennis van genetica. Verder is Nederland vanouds sterk in logistiek. Dat alles bij elkaar zorgt er voor dat de Nederlandse pluimveesector echt niet zomaar zal omvallen.”