
Frankfurt am Main ligt honderden kilometers verwijderd van de Europese kusten. Toch hield de windenergiebranche juist hier een congres om over de toekomst van windmolenparken op zee te discussiëren. “Frankfurt is de stad van het geld”, zegt Thomas Becker, directeur van de Europese belangenvereniging voor windenergie Ewea in Frankfurter Allgemeine Zeitung. En kapitaalkrachtige investeerders kunnen de bouwers en exploitanten van windmolens meer dan ooit goed gebruiken.
Noordzee goudmijn
De capaciteit van huidige Duitse parken in de Noord- en Oostzee is 6 gigawatt (GW), duidelijk meer dan voor Amerikaanse en Aziatische kusten. En dat is niet zonder reden, zegt Andreas Nauen van de Hamburgse windturbinebouwer Repower Systems. “De Noordzee is de beste bron voor windenergie ter wereld. Dat niet gebruiken is net zoiets als dat Saudi-Arabië niet naar olie zou boren. ”
Daarom wil de windenergiebranche de capaciteit op zee fors vergroten. Branchevereniging Ewea voorziet in 2020 een capaciteit van 40 GW. Anderen gaan uit van lagere aantallen, zo rond de 25 of 30 GW. Om ook maar in de buurt daarvan te komen zijn forse geldbedragen nodig, variërend tussen de 60 en 100 miljard euro.
Zekerheid van politiek
“Dat is een horde die we moeten nemen”, geeft Thomas Becker van Ewea toe. “Maar het is zeker niet de hoogste horde.” Becker is er van overtuigd dat het benodigde geld wel bij elkaar wordt gebracht. Hij kan zo een aantal voorbeelden noemen van windmolenbouwers op dit moment met investeerders aan grote projecten bouwen. “Grote investeerders doen graag mee”, beaamt Henrik Poulsen, directeur van de Deense fabrikant Dong. Volgens hem verwachten de investeerders een hoog rendement tegen een risico wat goed in te calculeren is.
Maar het grootste risico wat op dit moment niet in te calculeren valt, is de door de politiek verschafte onzekerheid, klinkt het vanuit de branche. Off-shoreparken hebben een ontwikkelings- en bouwperiode nodig van meerdere jaren, daarom wil men duidelijke kaders hebben vanuit de politiek waar op vertrouwd kan worden. Voor parken die over 2 of 3 jaar aangesloten moeten worden op het stroomnet, moeten nu de onderdelen besteld worden en de schepen geboekt. Die stappen vragen om veel geld en dus voldoende vertrouwen op politieke beslissingen.
30% in 2030
Ewea wil dat de Europese lidstaten snel een doel vastleggen voor de uitbreiding van duurzame energie tot 2030. In 2020 moet 20% van de Europese energie duurzaam zijn, in 2030 moet het 30% zijn, zo klinkt het vanuit de branche. De logica achter die eis is helder. Zonder de windparken op zee kunnen dergelijke energiedoelen niet bereikt worden. En dat zal de kassa bij de windmolenbouwers doen rinkelen. Overigens denkt de Europese Commissie al in die richting, bevestigt Jos Delbeke die namens de EU over de klimaatpolitiek gaat. Januari komend jaar moet in Brussel een voorstel voor 2030 op tafel liggen.
In Duitsland draait de discussie om een beslissing die veel dichterbij komt; de hervorming van de Energiewende. De partijen die nu over een coalitie onderhandelen denken er over om de doelen voor 2020 naar beneden bij te stellen tot 6,5 GW. Daar klagen de windmolenbouwers niet over, want het is volgens hen een realistisch doel. Maar dat er dan voor 2030 op 15 gigawatt gerekend moet worden, stelt hen teleur, zo zeggen ze in FAZ. “We hadden minstens op 20 GW gehoopt.”
Nederland
Nederland besloot afgelopen zomer in het Nationaal Energieakkoord tussen kabinet, werkgevers en milieuorganisaties dat in 2023 voor in totaal 4500 megawatt (MW) aan vermogen moet worden opgewekt via windmolens op zee. Om aan te geven wat dat betekent: de twee bestaande parken – Egmond en het Prinses Amaliawindpark – zijn goed voor 228 MW.
Een ambitieuze afspraak, dus, maar is het ook realistisch? 4500 MW betekent een kleine duizend nog te bouwen windmolens. “Dit is haalbaar”, zegt Ton Hirdes in Trouw. Hij is directeur van de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA), de Nederlandse belangenbehartiger van de sector. Maar dan moet alles vooral door de politiek wel snel in gang worden gezet, stelt hij. Hirdes doelt bijvoorbeeld op de bouw-belemmeringen in de Noordzee. “Er gelden nu hei-beperkingen. Daardoor duurt de aanleg van een park langer en zijn de kosten dus hoger.”
Geld nodig
In Nederland moet dus nog veel meer gedaan worden om de gestelde doelen te halen, maar ook hier geldt dat bedrijven duidelijkheid willen van de politiek, zo stelt Jasper Vis van het Deense Dong Energy dat mede-eigenaar is van vergunningen voor nog drie te bouwen Nederlandse windparken op zee. “Bouwers van windparken hebben financiële zekerheid nodig. Duurzame energie heeft nog steun nodig om te groeien en de kostprijs verder te kunnen verlagen.” Energiebedrijven verlangen van de overheid daarom zo’n 3 miljard euro om de gestelde doelen te kunnen halen. Iets wat minister Kamp niet bepaald ziet zitten.